Abiasa verlaat al spoedig zijn moeder om zich aan zelfkastijding en een leven van bespiegeling te wijden. Leeft als asceet in de kluizenarij Saptaarga.

Abiasa wordt verzocht om, in overeenstemming met het oud-Indische gebruik, voor zijn overleden stiefbroer kinderen te verwekken.
Toen Abiasa in kluizenaarsdracht, met lange haarlokken en een strenge blik, Ambika naderde, sloot deze van schrik de ogen. De haar geschonken zoon Dasarata, werd blind geboren.
Haar zus Ambalika werd bleek bij het zien van de kluizenaar en zij bracht een blanke zoon, Pandu, ter wereld. Ambika, door haar schoonmoeder aangespoord om zich nogmaals met Abiasa te verbinden, zond in haar plaats een slavin, die de moeder werd van Widura.

Abiasa keert in zijn afzondering terug, maar verschijnt herhaaldelijk aan zijn nakomelingen, wanneer zij raad of troost behoeven.