Op verzoek van Dewi Sumitrawati, de tweede vrouw van Dasarata, die haar zoon op de troon wil zien, wordt Rama in ballingschap gezonden. Rama vertrekt met zijn vrouw Sinta en zijn halfbroer Lesmana.

In het woud wordt Sinta geschaakt door Rahwana, de koning van Alengka, die haar meeneemt naar zijn paleis. Na een hevige strijd verslaan Rama en Lesmana, geholpen door een leger van apen, tenslotte Rahwana en wordt Sinta bevrijdt. Rama betwijfeld na enige tijd of Sinta hem trouw is gebleven tijdens haar gevangenschap en stuurt haar weg. Sinta baart in ballingschap de tweeling zonen van Rama. Kasa en Lawa.